Op zoek naar een mooi avontuur voor 2015 vond ik afgelopen zomer de ‘Challenge Denmark’, een hele triathlon (3,8km zwemmen, 180km fietsen, 42km lopen) rondom Legoland. De wedstrijd wordt dit jaar voor de eerste keer georganiseerd, dus het is spannend hoe het er uit gaat zien, maar het parcours zou snel en vlak zijn, en vroeg in het seizoen pieken zou betekenen dat er eind van het seizoen ruimte is voor nog een groot doel (PR-ambities bij de marathon van Eindhoven).

Een paar dagen voor de wedstrijd fiets ik de laatste 50km van het parcours, en schrik van wat ik tegen kom; de wedstrijd wordt gepromoot als een ‘extreem vlak fietsparcours’, maar ik zie dat Denen toch een ander idee van vlak hebben dan de Nederlanders… Het is geen berg-etappe, maar ook zeker niet zo vlak als de flevopolder… Als ik die heuvels had voorzien had ik m’n training daarop aan kunnen passen, nu moeten we maar zien wat het wordt…

De wedstrijddag van alweer m’n derde hele triathlon begint traditioneel vroeg; om half 5 zit ik met zus (en topsupporter!) Marieke in de auto richting de start, daar aangekomen neem ik afscheid en ga de wisselzone in. In stilte worden daar de laatste voorbereidingen getroffen, bandjes oppompen, bidons vullen… 

Iedereen in het de wisselzone is met zichzelf bezig, de één wat meer gespannen dan de ander. Ik merk dat ik compleet relaxt ben: niet alleen is er afgelopen seizoen hard fysiek getraind, er is ook gewerkt aan het mentale aspect, en ik merk dat ik nog steeds geen wedstrijdstress ervaar. Fijn, aangezien dat wel eens anders geweest is…

Ik trek m’n wetsuit aan en slenter naar de start, ga het water in en zoek een plekje vooraan mijn groep. Terwijl ik totaal ontspannen ben is de massa nerveus, voor de start wordt er al geduwd en getrokken, iedereen wil op een goede plek liggen…

En dan… Pang! Het startschot is gevallen en de massa komt in beweging. Het doel is om de eerste 300 meter vol gas te gaan, en een plek voor mezelf op te eisen. Dit lukt redelijk; ik krijg wat klappen, deel wat klappen uit, maar vind redelijk snel m’n rust. Nu is het zaak te concentreren, het zwemparcours bestaat uit twee rondes met veel bochten, dus op zoek blijven naar de juiste boei! De eerste ronde kom ik relaxed door; aan het eind van de ronde moeten we even het water uit voor we de tweede ronde in duiken. De mat op de kant is glad, en ik ga bijna onderuit, de hartslag schiet omhoog, maar gelukkig krijg ik die vrij snel weer onder controle als ik terug in het water lig. De tweede ronde verloopt een stuk onrustiger; ik kom trage zwemmers uit de eerdere startseries tegen, en snellere zwemmers uit de serie na me, dus er wordt hier en daar weer wat tegen elkaar aan gebotst, en bij iedere boei zijn er wat gevechten voor de ideale route…

Al met al toch redelijk ontspannen het water uit na 3,8km. De wissel gaat wat moeizaam; ik krijg m’n wetsuit niet in een keer uit, en als ik met m’n fiets de wisselzone uitren wordt ik door een jurylid teruggefloten; er is wat voeding van m’n fiets gevallen… In de racebriefing was er uitgebreid stilgestaan bij een paar regels; waaronder de regel ‘afval mag alleen worden weggegooid bij de drankposten’. Gevolg van een overtreding werd ook duidelijk vermeld: ‘no discussion – disqualification!’. Ik schrik me dus kapot; vorig jaar in Kopenhagen heeft een deel van de Hellas delegatie ondervonden hoe strikt de Denen zich aan regels houden… Gelukkig krijg ik het voordeel van de twijfel, mag ik mijn spullen oprapen en mijn weg vervolgen…

De eerste 90km op de fiets zijn niet zo spannend; focus op hartslag en vermogen, en vooral de verleiding weerstaan om te hard te gaan, aangezien dat m’n grootste valkuil is. Blijven eten en drinken, en gewoon de meters maken. Ondertussen vallen de eerste regenbuien, en begint de wind op te zetten. Na 90km krijg ik last van m’n maag; sportvoeding valt totaal verkeerd… Ondanks alle training met diezelfde voeding lijkt het erop dat ik vandaag gewoon pech heb… Ik stap over naar m’n ‘plan B’ (ander merk reepjes), maar ook dat gaat al vrij snel mis. Ik voel me hondsberoerd; het weer is ellendig, en (dat is het nadeel van een kleinschalige wedstrijd) ik fiets grotendeels alleen, zonder concurrentie of publiek. De motivatie verdwijnt, en voor het eerst in m’n sportieve carrière denk ik serieus aan opgeven… Ik ploeter door de laatste 90km, en kom na 180km helemaal stuk in de wisselzone. Doodziek, mentaal leeg, en heb geen idee meer waar ik mee bezig ben. Ik pak de tas met loopschoenen, trek ze aan (meer uit gewoonte dan uit motivatie) en draai het loopparcours op. Na 200 meter zie ik broer Daan; hij is ’s ochtends om 3 uur uit Nederland vertrokken om me te komen supporteren, wat een fijne verrassing! Ik spreek hem heel kort, en besluit in ieder geval de eerste (van 4) loopronde te lopen, uitstappen kan altijd nog.

Bij de eerste drankpost lukt het me eindelijk weer om wat eten binnen te krijgen. Ik loop verder, en het gaat eigenlijk steeds beter. Mijn nieuwe tactiek wordt nu hardlopen van drankpost naar drankpost, en bij die posten even wandelen om voeding binnen te krijgen. Die tactiek lijkt te werken, ik wordt tijdens het wandelen ingehaald, maar al die mensen loop ik daarna ook weer voorbij. Langzaam schuif ik posities op. Ik begin er zowaar weer plezier in te krijgen!

In de tweede ronde begint het te regenen, en de regen gaat vrij snel over in een enorme hoosbui. Ik merk er niet zoveel van; alles doet pijn, maar dit is een pijn die ik ken, en die ik verwacht op een hele triathlon. De momenten dat ik een stoepje op-of af moet ontploffen de bovenbenen; mooi! Dat betekent dat ze hun werk doen! Bij vals plat omhoog staan de kuiten in brand; fijn, dan ga ik precies hard genoeg! De marathon gaat wel langzamer dan verwacht, maar het lijkt wel een vlak schema te zijn.

Publiek is er nauwelijks, maar broer en zus duiken om de haverklap weer ergens op om me er doorheen te schreeuwen. Het lichaam doet wat het moet doen, en het hoofd begint ook weer mee te doen; van ‘opgeven’ via ‘hopen dat ik de eindstreep haal’ naar ‘onder de 12 uur moet kunnen’, ik kom weer voorzichtig in wedstrijdmodus. De laatste twee rondes zit ik goed in een ritme, en bestaat het leven alleen uit lopen, eten, drinken, en weer lopen. Ik besef nog net dat ik met een ‘slechte’ wedstrijd nog steeds een tijd neer ga zetten waar menig atleet voor zou tekenen, dus alle negatieve gedachtes verdwijnen.

In de laatste kilometers wordt het doel nog zoveel mogelijk mensen in te halen, en als ik de laatste kilometer in ga weet ik het: ik heb het wéér geflikt!

Uitgeput komt ik de finish over, en krijg een medaille van Michelle Vesterby; ze staat in de stromende regen in het eenzame finishterrein te proberen er een feestje van te maken, en ik kan alleen nog maar uitbrengen ‘What a shit race…’

Ik ben nog nooit zó diep gegaan als tijdens deze wedstrijd; de verwachting was dat ik ‘redelijk makkelijk’ onder de 11uur had moeten finishen, het werd net onder de 11.50. Jammer? Zeker. Maar dit is ook wat dit soort extreme afstanden zo bijzonder maakt; je weet nooit wat je op zo’n dag overkomt, en je moet ‘dealen met wat er op je pad komt’. Er kwam (te)veel op m’n pad, ik heb ermee gedeald, en gevochten voor iedere seconde. Tijden zeggen dan niet zoveel meer; ik weet dat ik er alles uit heb gehaald wat er deze dag inzat, dus ik ben meer dan tevreden!

Challenge Denmark: 11’48’28

zwemmen: 3,8km: 1’08’48

fietsen: 180km: 5’52’55

lopen: 42km: 4’34’32